klinische observaties – clinical observations

August 1st, 2025

Over emotioneel afwezige moeders – On emotionally absent mothers

Door de jaren heen behandel ik vrouwen uit uiteenlopende culturele contexten die aangeven dat zij, veelal onder grote sociale druk, moeder zijn geworden zonder een intrinsiek verlangen daartoe te hebben ervaren. Het moederschap werd benaderd vanuit een diepgeworteld gevoel van plicht of schuld, eerder dan vanuit een authentieke emotionele afstemming op het kind.

Opvallend is dat hun inmiddels volwassen kinderen steevast aangeven zich nooit werkelijk emotioneel verbonden te hebben gevoeld met hun moeder. Er was sprake van zorg en praktische ondersteuning – maar geen affectieve resonantie of gevoelde spiegeling. Sommige moeders zijn oprecht verbaasd hierover: ze hebben toch “alles gegeven”? Anderen zeggen: “Als ik heel eerlijk ben, voel ik eigenlijk niets voor mijn kind.”

Wanneer deze vrouwen zich openstellen voor langdurige psychotherapie, wordt duidelijk dat er bij een deel sprake is van structurele tekorten in het vermogen tot mentaliseren. In de tegenoverdracht ervaar ik regelmatig gevoelens van afstand, verwarring of leegte – wat inzicht biedt in het affectieve klimaat waarin het kind is opgegroeid.

Via psychodiagnostiek worden vaak onderliggende patronen zichtbaar: beperkingen in empathisch vermogen, alexithymische of autistiforme trekken, of (covert) narcistische dynamieken waarbij het kind functioneert als verlengstuk van het zelf. Soms is er sprake van schizoïde trekken: nabijheid wordt als bedreigend ervaren, wat leidt tot affectieve terugtrekking ter bescherming tegen fragmentatie.

Sommigen tonen kenmerken van een onrijpe of infantiele persoonlijkheid, zoals beschreven door Kernberg (1975, 1984): een zwak geïntegreerd zelfbeeld, primitieve afweermechanismen en beperkte innerlijke reflectie. Het kind dient dan als symbiotisch object voor zelfregulatie, en als bedreiging zodra het zich differentieert.

Bij een andere groep vrouwen is er eerder sprake van neurotische conflicten. Zij worstelen met ambivalentie rond autonomie, eigenwaarde of het doorbreken van intergenerationele patronen.

Een deel van deze vrouwen draagt de littekens van vroegkinderlijk trauma met zich mee, vaak gepaard met onveilige hechting. Door een gebrek aan affectieve beschikbaarheid van hun eigen ouders hebben zij nooit een veilig intern model van intimiteit kunnen ontwikkelen.

Daarnaast zijn er vrouwen bij wie de emotionele afstand niet voortkomt uit structurele problematiek, maar eerder uit chronische overbelasting, migratiestress, postnatale depressie of aanhoudende partnerrelatieproblemen.

We koesteren het ideaalbeeld dat moeders van nature empathisch, invoelend en beschikbaar zijn. Wanneer de innerlijke wereld echter gekwetst, gefragmenteerd of onvoldoende ontwikkeld is, fungeert het moederschap niet als bron van verbinding, maar als herhaling van onverwerkte innerlijke conflicten. In psychotherapie is bij een deel van de vrouwen een toename in reflectief vermogen mogelijk, mits gepaard met acceptatie van beperkingen in empathie en intimiteit.

July 20th, 2025

Over de as-if persoonlijkheid – On the as-if personality

In het boek ‘The As-if Personality Revisited’ van Sherwood & Cohen (1994) wordt beschreven hoe sommige patienten door zeer gebrekkige spiegeling in kritieke fasen van de ontwikkeling geen ‘false self’, maar ‘no self’ ontwikkelen.

De auteurs benadrukken dat er in deze gevallen géén sprake is van een overaangepast onecht zelf, maar van een volstrekt leeg zelf: “There is no false self because there is no true self to uncover”.

Zij beschrijven dat je na enkele maanden psychotherapie met dit type patient tot de verontrustende ontdekking komt dat er eigenlijk maar één persoon in de kamer is. De patient tegenover je is niet meer dan een perfect afgestemde kameleon die al naar gelang de eisen van de omgeving van personage verandert.

Ik ben dit type patient slechts een enkele keer tegengekomen. Het betrof een man die elke paar jaar een constellatie van eigenschappen, opvattingen en omgangsvormen kopieerde waarmee hij een tijd vooruit kon, als een tijdelijke jas, om daarna naarstig op zoek te gaan naar een nieuw script over wie hij kon zijn.

Ik kom veel vaker de false-self patiënten tegen die losgekoppeld zijn van hun emoties, verlangens, en individualiteit. Via psychotherapie kunnen zij geleidelijk contact maken met deze lagen, maar blijven intussen door vrees voor afwijzing erg angstig en inschikkelijk. Om te ontdekken wat zij zelf willen, is het eerst nodig dat ze geinteresseerd raken in zichzelf.

Of er is bij hen sprake van een hele succesvolle, fantastische en aantrekkelijke buitenkant, waarbij zij op maatschappelijk vlak excelleren, maar zich van binnen leeg, vervreemd en latent suicidaal voelen.

March 16th, 2025

Misbruik van de concepten differentiatie, zelfregulatie en zelfvalidatie – Misuse of the concepts of differentiation, self-regulation, and self-validation

In het werk van o.a. David Schnarch staan concepten als differentiatie, zelfregulatie en zelfvalidatie centraal. In een gezonde relatie genereert men eigenwaarde vanuit zichzelf en is men niet afhankelijk van continue bevestiging door de ander. Zelfregulatie duidt op het kunnen beheersen en kalmeren van de eigen emoties en reacties, zonder deze direct op de partner af te reageren. Differentiatie verwijst naar het vermogen van partners om dicht bij elkaar te zijn zonder zichzelf te verliezen – een balans tussen autonomie en verbondenheid. Een hoog niveau van differentiatie en zelfregulatie blijkt sterk gerelateerd aan diepere emotionele intimiteit. Differentiatie en zelfregulatie fungeren zodoende als zuurstof voor zowel emotionele intimiteit als seksuele passie.

Door partners met een dismissief-vermijdende hechtingsstijl of narcistische trekken kunnen deze concepten echter subtiel misbruikt worden in de relatiedynamiek. Dismissief-vermijdend gehechte individuen hechten buitengewoon veel waarde aan autonomie en controle en schuwen afhankelijkheid. Waar een veilig gehechte partner differentiatie zal gebruiken om zowel zichzelf als de relatie te versterken, kan een vermijdend gehechte partner het aanwenden als rechtvaardiging om aanhoudend emotionele afstand te houden. De partner die op een ’emotioneel dieet’ wordt gezet, krijgt de boodschap: “Jij moet leren jezelf te kalmeren, ik hoef er niet altijd voor je te zijn,” of “Onze problemen komen doordat je te afhankelijk bent; je moet je eigen gevoelens reguleren.”

Een partner met narcistische trekken kan de taal van zelfvalidatie en zelfregulatie gaan “wapenen” in de relatie. Bijvoorbeeld, wanneer de niet-narcistische partner emotionele steun zoekt, reageert de narcistische partner koel met uitspraken als: “Je moet niet zo onzeker zijn, valideer jezelf.” Wat in principe gezonde adviezen lijken, dient hier om zich te onttrekken aan de basale emotionele afstemming binnen de relatie. De narcistische partner leert de ander feitelijk zijn/haar kou te verdragen, onder het mom van groei. Hierbij is vaak sprake van subtiele manipulatie. Narcistische partners kunnen zeer bedreven zijn in het verdraaien van therapeutische concepten om hun eigen gedrag goed te praten. In relatietherapie zien we bijvoorbeeld dat zij de uitgangspunten van wederzijdse bijdrage misbruiken door alle schuld bij de ander te leggen, terwijl ze zichzelf presenteren als degene die “gewoon gezond autonoom” is.

Ze manipuleren hun partner door diens normale behoefte aan liefde of bevestiging af te schilderen als ongezonde afhankelijkheid en benadrukken dat zij juist rationeel en gedifferentieerd zouden zijn. Dit kan de andere partner doen twijfelen aan de eigen verwachtingen (“Ben ik inderdaad te behoeftig?”) en hen langzaam conditioneren tot het tolereren van emotionele kilte als iets normaals of zelfs wenselijks.

March 14th, 2025

Over narcistische woede – On narcissistic rage

Een deel van de patiënten die ik zie, rapporteert fantasieën over roem, rijkdom en succes. Ik ben dan nieuwsgierig naar de drijfveren hierachter, in hoeverre dit intrinsiek gemotiveerd is en, vooral, welke stappen men onderneemt om richting het geïdealiseerde leven te komen.

Zoals Elsa Ronningstam stelt, kun je narcistische fantasieën zien als een energie, een potentieel, een motivational force. Of zoals Diana Diamond stelt: we hebben allemaal narcistische behoeften (“the desire for mastery, the desire to shine, the desire to be recognized by one’s colleagues, friends and partners”).

Door onder andere sociale media wordt men dagelijks blootgesteld aan ultrarijke, knappe en succesvolle anderen, wiens levensstijl vaak jaloezie oproept en tot eindeloos vergelijken leidt. Het brein lijkt niet goed onderscheid te kunnen maken tussen fantasie (zorgvuldig bewerkte foto’s) en realiteit. Dit voedt de illusie dat iedereen succes, rijkdom en het ideale uiterlijk kan bereiken met voldoende inzet.

Ik maak me zorgen wanneer patiënten uitsluitend op fantasie leunen en zij in feite al zijn samengesmolten met het ideale zelf. Men is dan beledigd en woedend over het feit dat dat ‘ideale leven’ er nog niet is, dat men ondertussen ‘maar heel gewoon is’, en dat men er moeite voor zou moeten doen.

Er kan dan sprake zijn van zogeheten (verborgen) narcissistic rage: een mix van agressie en afgunst waarbij het succes van anderen het zelfgevoel ernstig onder druk zet. Dit leidt tot depressie-klachten, chronisch klagen, een gespleten beeld van het zelf en anderen, en overcompensatie met een ‘grandioze zelf-structuur’.

Karen Horney vat dit prachtig samen:

“Briefly, when an individual shifts his center of gravity to his idealized self, he not only exalts himself but also is bound to look at his actual self – all that he is at a given time, body, mind. There is the unique, ideal person; and there is an omnipresent stranger (the actual self), always interfering, disturbing, embarrassing. The glorified self becomes not only a phantom to be pursued; it also becomes a measuring rod with which to measure his actual being. And this actual being is such an embarrassing sight when viewed from the perspective of a godlike perfection that he cannot but despise it. Moreover, what is dynamically more important, the human being which he actually is keeps interfering – significantly – with his flight to glory, and therefore he is bound to hate it, to hate himself.”

November 9th, 2024

Over reparatie-fantasieën – on reparative fantasies

In de context van migratie rapporteren sommige patienten ‘reparatie-fantasieën’ waarbij zij in het kader van de ‘migratie-taak’ willen repareren wat de ouders ondergaan hebben (i.e trauma’s), of herwinnen wat de ouders hebben verloren (een nostalgisch ideaal ‘thuisland’, jeugd, schoonheid, vitaliteit, status en succes).

Patienten denken door maar heel hard te werken dat ze de ouder ‘weer gelukkig’ kunnen maken en ‘tot leven’ kunnen brengen. Men raakt dan verward wiens dromen en aspiraties zij nastreven, wat intergenerationeel doorgegeven wordt, en wat men zelf eigenlijk wil.

Ouders kunnen hun eigen onvervulde ambities en verlangens projecteren op hun kinderen. Wanneer de kinderen deze kansen benutten, kunnen bij de ouders ook gevoelens van spijt en jaloezie ontstaan, omdat de ouders deze ervaringen niet zelf hebben kunnen verwezenlijken. De ouders rouwen niet alleen om wat ze fysiek hebben achtergelaten (zoals hun thuisland), maar ook om de levens die ze niet hebben kunnen leiden. De successen van hun kinderen kunnen deze onverwerkte rouw naar boven brengen. Hierbij kunnen de kinderen zich schuldig gaan voelen over hun succes.

Volgens Volkan (1968) kan men in deze context nachtelijke ‘satellietdromen’ ervaren die als het ware ‘circuleren’ rond een centraal thema van gedeeld trauma, verlies of identiteit, vaak gerelateerd aan de relatie van het individu met hun culturele of nationale groep. Deze dromen dienen vaak als een onbewuste poging om collectieve rouw, nostalgie of onopgeloste conflicten met betrekking tot identiteit, verbondenheid of ontworteling te verwerken.

November 2nd, 2024

Over de masochistische persoonlijkheid – On the masochistic personality

Over de masochistische patiënt schrijven MacKinnon, Michels & Buckley (2016) dat dit type patiënt mentale en fysieke pijn opzoekt, niet vanuit een bewuste zoektocht naar leed of genot van pijn, maar vanuit een onbewuste poging om een emotionele connectie met een gewelddadige of misbruikende ouder te behouden.

De optie om de gewelddadige of misbruikende ouder te verliezen, is namelijk nog veel pijnlijker. Het jonge kind is volledig afhankelijk van deze ouder voor zijn of haar voortbestaan.

Het hechtingssysteem raakt in de volwassenheid dan alleen geactiveerd bij een sadistische partner die liefde en pijn afwisselt. Je ziet dan de kenmerkende slachtoffer-dader-, sado-masochisme-, en redder-hulpeloze dynamieken steeds terugkeren in hun intieme relaties.

Kenmerken van een masochistische persoonlijkheid betreffen onder andere het opzoeken en herhalen van leed, overmatige zelfopoffering en onderwerping, zelfsabotage, en masochistische seksuele fantasieën over vernedering, afwijzing en dwang.

Daarnaast speelt er ‘superego relief’, waarbij men voor het ‘slechte’ in zichzelf door bestraffing of boetedoening aan de eisen van het superego voldoet, en waarbij ‘controle’ over de sadistische ander als het ware een manier biedt om de hulpeloosheid uit de kindertijd op te heffen.

Naast aanvankelijke empathie en zorg roept het patroon van slachtofferschap bij de clinicus gaandeweg steeds meer irritatie en afkeer op, waarbij de clinicus zich ervan bewust wordt dat het klagen van de patiënt over zijn of haar leed in feite opscheppen is.

October 28th, 2024

Over de histrionische persoonlijkheidsstoornis – About the histrionic personality disorder

Er is veel verwarring over de precieze definitie van de histrionische (theatrale) persoonlijkheidsstoornis.

McWilliams (2011) beschrijft hoe meisjes in veel culturen vroeg leren dat mannen meer macht en waarde toegekend krijgen dan vrouwen. Wanneer meisjes positieve aandacht krijgen is het vaak voor oppervlakkige externe eigenschappen als schoonheid, of voor ‘onschuldig’ en ‘aardig’ zijn.

Ouders van deze patienten waren vaak inconsistent in hun aandacht en genegenheid en waardeerden het kind primair om externe factoren, zoals fysieke schoonheid, charisma of prestaties, in plaats van om wie het kind intrinsiek is.

Het kind leert dat aandacht krijgen geen vanzelfsprekendheid is en ontwikkelt strategieën, zoals charmant, dramatisch of emotioneel overdadig gedrag. Het kind moet zichzelf “presenteren” om gehoord of gezien te worden. Dit kan leiden tot een oppervlakkig zelfbeeld en een sterke afhankelijkheid van externe validatie.

Volgens Shedler (2021) liggen daarom in de kern van de hysterisch-histrionische persoonlijkheid conflicten rondom gender en macht. Onbewust zien zij hun eigen gender als zwak, gebrekkig of minderwaardig. Ze zien het andere gender als krachtig, opwindend en beangstigend, en voelen onbewust afgunst. Ze gebruiken seksualiteit als een manier om de rollen om te draaien en macht te krijgen over het andere gender.

Volgens MacKinnon, Michels & Buckley (2016) wordt de histrionische persoonlijkheid in het verlengde hiervan gekenmerkt door zelfdramatisering, manipulatie, emotionaliteit, verleiding, afhankelijkheid en hulpeloosheid, non-compliance, zelfgenoegzaamheid, suggestibiliteit en seksuele problemen.

Deze patienten zijn vaak aantrekkelijk en ogen jonger dan hun kalenderleeftijd. De vrouwen zijn meestal hyperfeminiene en de mannen hypermasculine. De vrouwelijke histrionische patient wordt meestal door mannelijke hulpverleners als aantrekkelijk gezien, maar roept afkeer op bij vrouwelijke hulpverleners, en vice versa. Deze gender split in het team is vaak indicatief voor histrionische thematiek.

Dominante afweermechanismen betreffen onder andere dagdromen en fantaseren, verleiding en oppervakkige warmte als bescherming tegen kwetsbaarheid en afwijzing, toneelspel en rollenspel als manieren om niet echt deel te nemen aan het leven, somatisatie en conversie als manieren om emoties en impulsen weg te houden, en ontkenning van pijnlijke emoties.

Fysieke nabijheid is een vervanging voor emotionele nabijheid, en zij gebruiken het lichaam primair voor het krijgen van aandacht, adoratie en bescherming, in plaats van echte emotionele diepgang en verbinding aangaan. Hun tragiek is dat ze verlangen naar een zorgzame relatie, maar in plaats daarvan seksuele relaties vinden.

September 18th, 2024

Over veilige hechting en monogamie vs polyamorie – On secure attachment and monogamy vs polyamory

Ik zie veel jonge mensen die in intellectuele zin bevangen raken door het idee van polyamorie, en aan de hand van verscheidene populaire boeken over het onderwerp voortvarend ermee aan de slag gaan.

Vaak definiëren deze cliënten monogamie op wat eenzijdige wijze: dat het gelijkstaat aan ‘het verliezen van jezelf en het bezitten van de ander’, en zij halen dan deskundigen aan als Esther Perel die zou stellen dat er ook voldoende mysterie, autonomie en afstand moet zijn.

Vervolgens zie ik bij een deel van deze patiënten – met ernstige zelfbeeld-problematiek en hechtings-problematiek – dat het daadwerkelijk ondergaan van non-monogamie dermate ontregelend is dat het leidt tot zelfbeschadiging, suïcidale gedachten en zelfs psychotische ontregeling.

Ik zou haast een disclaimer adviseren die benadrukt dat het aangaan van deze relatievormen vraagt om een basis van relatief veilige hechting, een genuanceerd zelfbeeld en goede emotieregulatie. Natuurlijk kunnen jonge mensen deze vaardigheden juist in de praktijk van non-monogamie versterken, maar er wordt in dit soort literatuur nog weinig gerefereerd aan bestaande psychopathologie en de uitwerking die dit kan hebben.

De andere kant is dat binnen psychotherapie scholen non-monogamie automatisch als ‘verdunde intimiteit’ wordt gelabeld, of primair als een uiting van bijvoorbeeld borderline of narcistische problematiek, en deze jonge mensen onvoldoende steun en begeleiding krijgen wanneer zij het in therapie aankaarten. Het kan helpen om hen een rijkere definitie te bieden van zowel monogamie als polyamorie, dat verder rijkt dan ‘bezitten’ of ‘verdunde intimiteit’.

September 16th, 2024

Over doodsangst – On death anxiety

Volgens Irvin Yalom is doodsangst vaak impliciet aanwezig in psychische klachten, zelfs als deze niet expliciet door patienten wordt benoemd. Veel patienten vinden het moeilijk om direct over hun doodsangst te praten.

Yalom pleit daarom voor een indirecte benadering, waarbij doodsangst wordt verkend via dromen, symboliek of terugkerende thema’s in het leven van de patient. Hij moedigt therapeuten aan om alert te zijn op impliciete uitingen van doodsangst, zoals de angst om betekenisloos te zijn, hoarding (vast houden aan bezittingen om zich symbolisch tegen de vergankelijkheid van het bestaan te verzetten), workaholism (een poging om “onsterfelijk” te worden door nalatenschap), diepgaande relaties vermijden uit angst voor pijn bij potentieel verlies, en een excessieve focus op plastische chirurgie, fitness en anti-aging skincare.

In dit kader een prachtige tekst van Ann Druyan (partner van Carl Sagan):

“When my husband died, because he was so famous and known for not being a believer, many people would come up to me – it still sometimes happens – and ask me if Carl changed at the end and converted to a belief in an afterlife. They also frequently ask me if I think I will see him again. Carl faced his death with unflagging courage and never sought refuge in illusions. The tragedy was that we knew we would never see each other again. I don’t ever expect to be reunited with Carl. But, the great thing is that when we were together, for nearly twenty years, we lived with a vivid appreciation of how brief and precious life is. We never trivialized the meaning of death by pretending it was anything other than a final parting. Every single moment that we were alive and we were together was miraculous – not miraculous in the sense of inexplicable or supernatural. We knew we were beneficiaries of chance. That pure chance could be so generous and so kind. That we could find each other, as Carl wrote so beautifully in Cosmos, you know, in the vastness of space and the immensity of time. That we could be together for twenty years. That is something which sustains me and it’s much more meaningful. The way he treated me and the way I treated him, the way we took care of each other and our family, while he lived. That is so much more important than the idea I will see him someday. I don’t think I’ll ever see Carl again. But I saw him. We saw each other. We found each other in the cosmos, and that was wonderful.”